droogmakerijen
Droogleggingen. Na eeuwen van kleinschalige drooglegging van ondiepe plassen en meertjes door er dijkjes omheen te leggen werd in 1607 door Amsterdamse kooplieden besloten het grote meer De Beemster, ten Noorden van Amsterdam, tot een polder te maken. Een ringvaart en ringdijk werden aangelegd en 43 windmolens gebouwd die het water uit het meer naar de omringende vaart moesten oppompen.
In 1612 was het land zo droog geworden dat arbeiders er een geometrisch patroon van sloten in konden graven die voor een blijvende goede afwatering van regen- en grondwater dienden. Wegen werden aangelegd en boerderijen gebouwd. Een technisch en economisch goed doordacht plan van een tot dan ongekend grote omvang was in een paar jaar tijd gerealiseerd. Het unieke karakter van dit pionierswerk is beloond met plaatsing op de Werelderfgoedlijst van de Unesco.
Latere grote polders, zoals ook van de grote en gevaarlijke Haarlemmermeer, zijn volgens dezelfde principes, maar niet met windmolens maar met stoommachines, drooggelegd.
Zie ook Leeghwater en Beemster in het hoofdstuk Gebouwd erfgoed.
Welke adellijke familie speelde de hoofdrol in De scharlaken stad van Hella Haasse?
gulden snede
Verdeling van een lijnsegment in twee delen, zodanig dat het kleinste stuk staat tot het grootste als het grootste tot het geheel. Wordt wel gezien als de ideale verhouding bij de toepassing van architectonische ontwerpen. Opvallend is hoe vaak gulden-snedeverhoudingen worden aangetroffen in als geslaagd gekenschetste bouwwerken.
Zie ook hoofdstuk Wiskunde en Beeldende kunst tot de Renaissance