RNA
RNA is de afkorting voor ribonucleïnezuur, bestanddeel van kerneiwitten, meestal als enkele streng van nucleotiden, elk bestaande uit een geraamte van suiker, fosfaat en één van de vier organische basen adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en uridine (U), dus zoals DNA, maar dan met uracil in plaats van thymine (T).
RNA‑moleculen kunnen zich binden aan andere nucleïnezuren die over een deel of de gehele lengte van het molecuul een complementaire nucleotidenvolgorde hebben. Op dit principe is de werking van RNA gebaseerd.
In de cel worden drie soorten RNA onderscheiden: transfer‑RNA's, waaraan specifiek één aminozuur kan worden gekoppeld; ribosomaal RNA, dat de structuur van ribosomen bepaalt; en boodschapper RNA. Dit laatste bevat de genetische informatie (boodschap) voor de aminozuurvolgorde van een eiwit. Er bestaat een apart boodschapper‑RNA voor elk eiwit. De boodschap bestaat uit een getrouwe kopie (transcript) van de nucleotidenvolgorde van het grootste deel van één van de twee strengen van het gen dat voor het betreffende eiwit codeert.
Welke jong gestorven schilder maakte het schilderij De stier?
clair-obscur
(Frans: licht-donker) Term in de schilderkunst voor de stijl met sterke contrasten tussen licht en schaduw, waarbij veel licht valt op wat de schilder het belangrijkste element in de afbeelding vindt. Ook wel chiaroscuro genoemd.
De 10 meest gezochte woorden en begrippen van de afgelopen week
- als klap op de vuurpijl
- ijs en weder dienende
- zout in de wond strooien
- water en vuur zijn
- ze dronken een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was
- waar het hart vol is loopt de mond van over
- met een kluitje in het riet sturen
- als de vos de passie preekt
- de kastanjes uit het vuur halen
- vinger aan de pols houden