Natuurkunde, Scheikunde en Sterrenkunde

De exacte natuurwetenschappen omvatten natuurkunde of fysica, scheikunde of chemie en sterrenkunde of astronomie. De afbakening tussen deze disciplines is in de loop der jaren vervaagd. In de natuurkunde onderscheidt men gewoonlijk twee delen: de klassieke fysica, die globaal de kennis omvat die ontwikkeld is tot aan het einde van de negentiende eeuw, en de moderne fysica, nadat in het eerste kwart van de twintigste eeuw werden twee belangrijke elementen aan het natuurkundige denken toegevoegd: Einsteins relativiteitstheorie en de kwantumfysica, die nieuwe inzichten gaf in verschijnselen op het niveau van atomen of nog kleinere deeltjes. De scheikunde heeft haar oorsprong in de Griekse en Egyptische Oudheid, waar zij voortkwam uit de discussies tussen filosofen, die het wezen der dingen probeerden te doorgronden, met ambachtslieden, zoals metaalsmelters, glasblazers en ververs. De sterrenkunde houdt zich voornamelijk bezig met de plaatsbepaling van de hemellichamen en de studie van hun bewegingen. Aan het einde van de negentiende eeuw verschoof die belangstelling naar de vraag wát de hemellichamen waren in plaats van wáár zij waren, en werd de wetenschap van de astrofysica geboren. De kosmologie is de tak van de sterrenkunde die zich bezighoudt met het heelal in zijn totaliteit en met de oorsprong ervan.

Woorden en begrippen die algemeen gebruikelijk en bekend zijn, zoals hoogspanning of kortsluiting, staan hier niet in, evenmin als woorden die o.i. te specialistisch zijn, zoals lichtabsorptie of traagheidswet. Maar wij staan open voor suggesties.

Deze begrippen zou je volgens ons echt moeten kennen.