graad
1. Eenheid waarin de grootte van een hoek wordt uitgedrukt: een rechte hoek telt 90 graden.
2. In de algebra : de hoogste macht
waarin de veranderlijke in een vergelijking
voorkomt; men spreekt van tweedegraadsveelterm, derdegraadsveelterm, enzovoort.
Bij temperatuur- en intensiteitsmetingen heeft 'graad' een andere betekenis.
in dit hoofdstuk
in dit hoofdstuk